‘Ben er maar twee tegengekomen. En ze waren beide lief,’ zeg ik opgewonden tegen mijn vriend als ik thuis kom na een boswandeling. ‘Dus je bent van je angst af?’ vraagt hij glimlachend. ‘Was dat maar zo makkelijk,’ denk ik bij mezelf.
Ik heb sinds kinds af aan hondenfobie. Geen idee hoe dat is ontstaan. Ik heb het gewoon – angst voor honden. Als ik een groot beest enthousiast op me af zie rennen, verkramp ik. Ik blijf genageld aan de grond staan, ik tril en hou mijn adem in totdat de hond weg is. Meestal voelt de hond mijn angst en blijft juist daarom extra lang bij me staan, aan me snuffelen en soms blaffen. Daarvan raak ik helemaal in paniek, vooral als het baasje ergens ver vooruit loopt en zijn hond niet in de gaten houdt.
In de Trouw heb ik gelezen dat vijf procent van de Nederlandse bevolking zo bang voor dieren is dat er sprake is van een fobie. Ik ben dus niet de enige. En nu, sinds we al een jaar lang in lockdown zijn en ik, net als vele andere landgenoten, dagelijks wandel, begin ik mijn hondenfobie als een steeds groter probleem te ervaren. Ik wandel meestal in het gedeelte van het Heilooërbos, waar honden aangelijnd moeten zijn. Helaas kom ik daar ook loslopende honden tegen. Een paar keer heb ik geprobeerd om een eigenaar van een hond te attenderen op de regels. Tevergeefs. Ik kreeg reacties zoals ‘Dan geven ze me maar een boete’ of ‘Hij doet toch niks’. Wandelend bij het Maalwater kom ik ongeveer iedere vijftig meter bordjes tegen ‘honden aan de lijn’ en ‘honden losloopgebied’. Heel verwarrend! Ach… ik kan altijd nog in de bebouwde kom wandelen. Of hopen dat de sportscholen snel weer open gaan. Of een hondenfobie therapie doen. De keuze is aan mij.