We staan bij de gate klaar om het vliegtuig naar Bonaire in te stappen. Ik kijk om me heen. ‘Er zijn allemaal oudere stelletjes die naar de zon vliegen,’ fluister ik in het oor van mijn partner, zodat niemand het kan horen. ‘Wie denk jij dat wij zijn?’ antwoordt hij met een knipoog. Ik glimlach wanneer ik me besef dat dit niet de eerste keer is dat ik me niet associeer met ‘mensen op leeftijd’, hoewel ik dat wel ben.
Een paar weken geleden ging ik nog met mijn oudste zoon van tweeëndertig naar een voetbalwedstrijd. Als frequente stadionbezoeker weet ik dat er tijdens de wedstrijden momenten zijn waarop mijn gedachten afdwalen, vooral als de actie op het veld niet al te boeiend is. Toen zat ik dus te bedenken dat ik me eigenlijk net zo oud voel als mijn eigen zoon. Het klinkt vreemd, ik weet het, maar ik kan mijn gedachtegang niet veranderen.
Er is een Nederlands gezegde – Je bent zo oud als je je voelt. En daar kan ik me helemaal in vinden. Ik voel me veel jonger dan ik ben, zowel geestelijk als lichamelijk. Ik ben bijvoorbeeld verbaasd wanneer de bediening in een restaurant mij met ‘u’ aanspreekt. Waarom doen ze dat, vraag ik me altijd af. En het komt regelmatig voor dat mensen me niet geloven als ik vertel hoe oud ik werkelijk ben.
Realiserend dat ik niet alles in eigen hand heb, wil ik blijven leven volgens mijn gevoelsleeftijd en niet mijn kalenderleeftijd. Ik ben nog lang niet van plan om steunkousen aan te trekken. Nee, vier keer per week sporten is meer mijn ding! Eveneens denk ik niet aan wat niet meer kan, maar aan wat nog mogelijk is. En zo wil ik oud worden.