juli 2022

‘Is het wel verstandig dat je nu naar Moldavië afreist?’ vragen mensen aan me als ik vertel dat ik binnenkort op reis ga om mijn moeder op te zoeken. ‘Nee,’ geef ik toe. ‘Odessa ligt maar honderdvijftig kilometer verder, maar ik neem het risico toch, want ik heb mijn moeder sinds vorig jaar niet meer gezien.’

Eenmaal in Moldavië, merk ik dat de mensen daar gewoon een normaal leven leiden en totaal geen besef hebben dat ze zich op de grens van een oorlogsgebied bevinden. Als ik op een vrijdagavond een wandeling door het centrum van de stad maak, zie ik keurig geklede mensen de trappen van het Opera en Ballet theater en van Organ Hall opgaan. Als ik op een woensdagavond met mijn twee neefjes een pizza ga eten, zie ik bij de pizzeria een kinderfeestje met ongeveer tien volwassenen en een nog groter aantal kinderen. Mijn jongste neefje vertelt enthousiast dat er twee weken geleden een nieuw attractiepark is geopend. Het is een 40,000m2 groot waterpark met maar liefst elf glijbanen voor volwassenen en dertien voor kinderen. De entreeprijs is een beetje duur, maar met zijn salaris van een automonteur bij de Porsche garage, kan mijn neef zeker een keer per maand samen met zijn vriendin er naar toe. Iedereen die ik tegen kom is vrolijk, niemand geeft mij de indruk het zwaar te hebben onder de pro-Europese regering van Maia Sandu.

Via het grote raam van mijn hotelkamer op de zesde verdieping geniet ik elke avond van het uitzicht over een parkje: een koffietentje, een openbaar pianotoestel, die steeds door iemand anders wordt bespeeld, en veel jongeren in loungestoelen. Als ik mijn raam opendoe, hoor ik klassieke muziek. Een gedachte aan de stilte voor de storm kan ik maar niet wegdrukken.