Als ik op een warme dag vanuit mijn huis richting het Heilooërbos loop, hoor ik in de verte het geluid van geslagen tennis- en padelballen. Het geluid is afkomstig vanuit Tennis Padel Club Heiloo, dat vier honderd meter verderop ligt. Ik ben nooit in tennis geïnteresseerd geweest in mijn leven. Met uitzondering van golf, heb ik sowieso weinig met beoefenen van balsporten, want ik heb vrijwel geen balgevoel. Padel is wel een sport die mij intrigeert. Om te beginnen vanwege zijn mystieke geschiedenis. Ontstond padel in 1890 op de Engelse schepen waar men om de reis naar Amerika aangenamer te maken, begon met de peddels van de reddingsboten te ‘tennissen’ (‘padellen’ dus)? Wat ik ook graag wil weten is waarom padel, naast het feit dat het een ‘corona’ sport is, zo een rage is geworden. In heel het land schieten padelbanen namelijk als paddenstoelen uit de grond: telde Nederland zes jaar geleden nog 25 banen, nu zijn dat er ruim vijfhonderd en de verwachting is dat het aantal padelbanen alleen nog maar gaat groeien. Ook bij TPC Heiloo komen binnenkort drie nieuwe padelbannen. En zelfs de World Padel Tour komt in september dit jaar voor het eerst naar Amsterdam. Hoe komt dat? Padel schijnt technisch makkelijker te zijn dan tennis en daarmee laagdrempeliger. Ook zien mensen padel als sociale aangelegenheid met een borrel als afsluiting. Uit nieuwsgierigheid probeerde ik op een zondagmiddag een uurtje te padellen. Ik ontdek dat ik fanatisme en baltalent te kort kom, dat ik niet op zoek ben naar nieuwe sociale contacten en dat ik de dagen daarna last van mijn rechterelleboog heb. ‘Toch maar terug naar de golfbaan!’ denk ik.